Belasting op de nieuwbouw, de herbouw en de verbouwing van gebouwen

De Gemeenteraad,

Gelet artikel 170 van de Grondwet ;

Gelet op artikels 117 en 118 van de nieuwe gemeentewet;

Gezien de Ordonnantie van 03.04.2014 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake gemeentebalastingen ;

Gelet op het Brussels Wetboek van de Ruimtelijke Ordening (B.W.R.O.) van 09/04/2004;

Gelet op zijn beraadslaging van 19/11/2013 betreffende de belasting op de nieuwbouw, de herbouw en de verbouwing van gebouwen uitvoerbaar verklaard op 09/01/2014 voor een termijn die verstrijkt op 31/12/2018;

Overwegende dat het nodig is de bedragen van de belasting regelmatig aan te passen;

Gezien de financiële toestand van de gemeente;

Op voorstel van het Schepencollege;

S T E L T    V A S T  :

Het volgende fiscaal reglement vanaf 01/01/2015 en voor een termijn die verstrijkt op 31/12/2019:

ARTIKEL 1

Er wordt een belasting gevestigd op de werken en handelingen zoals voorzien in artikel 98, 1°, 2°, 4° en 5° van het Brussels Wetboek van de Ruimtelijke Ordening (B.W.R.O.) van 09/04/2004.

ARTIKEL 2

De belasting heeft als grondslag de te bouwen, te plaatsen, te herbouwen of te verbouwen volumes met inbegrip van de ondergrondse bruikbare gedeelten, behalve de eigenlijke funderingen, zoals deze voorkomen in de stedebouwkundige vergunning.

Bij nieuwbouw, verbouwingswerken met bijkomend volume of verbouwingswerken binnen een bestaand volume wordt rekening gehouden met de buitenkant van muren en dak voor de berekening van het volume.  In het geval van een scheidingsmuur neemt men de as.

Bij verbouwing zijn het de buitenkanten van de muren van de verbouwde vertrekken die als berekenningsbasis dienen.

ARTIKEL 3

Onverminderd de sancties voorzien in het B.W.R.O., heeft de belasting als grondslag het gebouwde, geplaatste, herbouwde of verbouwde volume met inbegrip  van de ondergrondse bruikbare gedeelten, behalve de eigenlijke funderingen, voor de gebouwde, geplaatste, herbouwde of verbouwde gebouwen, in overtreding met dit zelfde Wetboek.

ARTIKEL 4

De aanslagvoet wordt als volgt vastgesteld :

van 1 tot 1.000 m³:

  • 2015 : 1,35€ per m³
  • 2016 : 1,37€ per m³
  • 2017 : 1,40€ per m³
  • 2018 : 1,43€ per m³
  • 2019 : 1,45€ per m³

meer dan 1.000 m³:

  • 2015 : 3,28€ per m³
  • 2016 : 3,35€ per m³
  • 2017 : 3,40€ per m³
  • 2018 : 3,45€ per m³
  • 2019 : 3,50€ per m³

Voor het berekenen van de belasting worden de breuken van een m³ voor een eenheid gerekend.

Het minimum van de belasting mag niet minder bedragen dan :

  • 2015 : 78,50€
  • 2016 : 80,00€
  • 2017 : 81,50€
  • 2018 : 83,00€
  • 2019 : 85,00€

ARTIKEL 5

Geven geen aanleiding tot het innen van de belasting de handelingen of werken :

waarvoor geen vergunning vereist is ;

uitgevoerd aan gebouwen die toebehoren aan :

een v.z.w. in wiens beheer door de gemeenteraad aangeduide personen aanwezig zijn;

officiële- of vrij gesubsidieerde schoolgebouwen;

gebouwen bestemd voor een erkende eredienst en deze die door de lekenbewegingen erkend zijn.

ARTIKEL 6

De belasting is verschuldigd door de begunstigde van de stedebouwkundige vergunning.

Voor de gebouwen gebouwd, herbouwd, verplaatst of verbouwd, in overtreding met het B.W.R.O., is de belasting verschuldigd :

Door de eigenaar, de bezitter, de erfpachter, de opstaller of de vruchtgebruiker zoals aangeduid in artikel 155 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen ;

Wanneer het een gebouw betreft dat in onverdeeldheid aan verschillende eigenaars toebehoort, wordt de belasting op naam van de onverdeeldheid vastgesteld, terwijl de onverdeelde eigenaars hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het betalen van de belasting ;         

Ingeval een gebouw aan verschillende eigenaars toebehoort is elke eigenaar belastingplichtig volgens de quotiteiten voorzien in de basisakte van het gebouw. Indien geen enkele quotiteit voorzien werd, zal de belasting evenredig verdeeld worden volgens het kadastraal inkomen van elk gedeelte van het gebouw ;

Ingeval er een recht van opstal, van erfpachter of van vruchtgebruik bestaat is de eigenaar eveneens hoofdelijk aansprakelijk voor het belalen van de belasting.

ARTIKEL 7

Ingeval van eigendomsoverdracht van het gebouw voor de opvordering of de betaling van de belasting, wordt de derde verkijger of  bezitter beschouwd als de directe belastingschuldige en persoonlijk verplicht deze te kwijten op dezelfde wijze als de oorspronkelijke belastingplichtigen, zoals besgevens van artikelen 5 en 6, behoudens zijn mogelijk beroep tegen deze laatsten.

ARTIKEL 8

De belasting is contant betaalbaar bij afgifte van de stedebouwkundige vergunning.

In geval van niet contant betaling zal de belasting ingekohierd en onmiddellijk invorderbaar worden.

ARTIKEL 9

In geval van niet-uitvoering van de vergunning wordt de wederoverdracht van de betaalde bedragen onderworpen aan het indienen door de schuldplichtige van een aanvraag gericht tot het college van Burgemeester en Schepenen dat in zijn hoedanigheid van administratieve overheid zal beslissen.

ARTIKEL 10

De invordering en de geschillen worden beheerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen ter zake.

ARTIKEL 11

Het huidige reglement heft alle voorgaande desbetreffende reglementen op.