Belasting op de gebouwen bestemd voor kantoren

De Gemeenteraad,

Gelet artikel 170 van de Grondwet ;

Gelet op artikels 117 en 118 van de nieuwe gemeentewet;

Gezien de Ordonnantie van 03.04.2014 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake gemeentebalastingen ;

Gelet op zijn beraadslaging van 18/11/2014 met betrekking tot het innen van een belasting op de kantooroppervlakten, uitvoerbaar verklaard op 07/01/2015 voor een termijn die verstrijkt op 31/12/2019;

Aangezien het aangewezen is om artikel 5 van het reglement gestemd door de gemeenteraad op 18/11/2014 te wijzigen om eventuele geschillen over de vrijstelling voor kantooroppervlakken onder de 100 m² te vermijden;

Gezien de financiële toestand van de gemeente;

Op voorstel van het Schepencollege;

STELT  VAST :

het volgende fiscaal reglement vanaf 01/01/2016 en voor een termijn die verstrijkt op 31/12/2019 :

Artikel 1

Er wordt een jaarlijkse belasting gevestigd op de gebouwen bestemd voor kantoren.

De bestemming als kantoor kan het gevolg zijn van het effectief gebruik van de gebouwen als kantoor of, bij ontbreken van dergelijk gebruik, de stedenbouwkundige vergunning.

Er dient te worden verstaan onder “kantoor”, het lokaal bestemd:

- ofwel voor beheers- of bestuurswerken van een bedrijf, commercieel of landbouw, of een openbare dienst;

- ofwel voor de activiteit van een vrij beroep;

- ofwel voor de activiteiten van de bedrijven van intellectuele diensten, inbegrepen de activiteiten van productie van immateriële goederen zoals de conceptieactiviteiten en/of de productie van immateriële goederen die berusten op een intellectueel of een communicatieproces of gebonden aan de kennismaatschappij (productie van audiovisuele goederen, van software, opnamestudio’s, gespecialiseerde professionele vormingen, voorafgaande persdienst, call centers,…) of zelfs nog behoren aan de technologieën inzake leefmilieu.

Artikel 2

De belasting heeft als basis de bruto vloeroppervlakte van de gebouwen.

Onder “bruto vloeroppervlakte” wordt verstaan, het totaal van de bedekte vloeren met uitsluiting van de lokalen die zich onder de grond bevinden en bestemd zijn voor het parkeren, als kelders, voor de technische uitrustingen en als opslagplaatsen. De afmetingen van de vloeren zijn gemeten tussen de buitenkanten van de muurgevels; de vloeren worden verondersteld doorlopend te zijn, zonder rekening te houden met een onderbreking door wanden, binnenmuren, kokers, trappenhuizen en liften.

Artikel 3

De belasting is verschuldigd door de eigenaar van de gebouwen bestemd voor kantoren. Bij

erfpacht of opstal is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de opstalgever en respectievelijk door de erfpachter en de opstalhouder. Bij vruchtgebruik is de belasting hoofdelijk verschuldigd door de blote eigenaar en de vruchtgebruiker.

Bij mede-eigendom, wordt de belasting van de mede-eigenaars geëist volgens ieders aandeel ieder in deze mede-eigendom.

Bij een feitelijke vereniging is de belasting verschuldigd door de natuurlijke personen of rechtspersonen die ze samenstellen. De belasting is hoofdelijk verschuldigd door elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die de vereniging samensteld.

Artikel 4

De aanslagvoet wordt vastgesteld op:

  • 2015 : 11,50€ per m² belastbare oppervlakte
  • 2016 : 11,75€ per m² belastbare oppervlakte
  • 2017 : 12,00€ per m² belastbare oppervlakte
  • 2018 : 12,25€ per m² belastbare oppervlakte
  • 2019 : 12,50€ per m² belastbare oppervlakte

De belasting wordt gevestigd op basis van de effectieve maanden van bezetting, iedere begonnen maand wordt als volledig aangerekend.

 Artikel 5

Worden van deze belasting vrijgesteld:

- de oppervlakten die gebruikt worden door de onderwijs- en verzorgingsinstellingen (hospitalen, klinieken, poliklinieken,…) georganiseerd of betoelaagd door de overheid;

- de oppervlakten dienende voor instellingen van officieel erkende erediensten, de huizen van het lekendom of weldadigheidswerken;

- de gebouwen bestemd als kantoor waarvoor een vergunningsaanvraag voor een realistische bestemmingswijziging is aangevraagd tijdens het dienstjaar;

- de oppervlakten van minder dan 100 m².

Artikel 6

Voor een welbepaald aanslagjaar stuurt het Gemeentebestuur een aangifteformulier aan de belastingplichtige, dat door hem behoorlijk ingevuld en ondertekend, binnen de 30 kalenderdagen , moet worden teruggestuurd. De belastingplichtigen, die niet door de volkstelling werden getroffen, worden verondersteld om zelf een aangifteformulier aan te vragen bij de gemeentelijke administratie en deze volgens hierboven vermelde modaliteiten terug op te sturen. De aangifte geldt tot wederopzegging.

In het geval van wijzigingen in de belastinggrondslag, moet de belastingplichtige een nieuw aangifteformulier aanvragen, deze naar behoren invullen, ondertekenen en terugsturen naar de gemeente dit binnen de 15 dagen na het ontstaan van de gebeurtenis. Onverminderd de bepalingen van deze verordening, de nieuwe aangifte vormt de basis bij de inkohiering voor de komende jaren en herroept uitdrukkelijk het vorige aangifteformulier.

Artikel 7

De belastingplichtige is verplicht de eventuele controle van zijn aangifte te vermakkelijken door het verstrekken van alle documenten en inlichtingen die hem te dien einde zouden gevraagd worden.

Bij gebrek aan aangifte zoals voorzien in artikel 6 of in geval van onjuiste, onvolledige of onduidelijke aangifte wordt de belastingplichtige van ambtswege belast, volgens de elementen waarover de administratie beschikt. De ambtshalve ingekohierde belastingen worden verhoogd met een bedrag gelijk aan de verschuldigde of als verschuldigd geacht belasting. 

Artikel 8

De belasting wordt geheven via kohier.

De invordering en de geschillen worden beheerd overeenkomstig de wettelijke bepalingen ter zake.

Artikel 9

Dit reglement is onmiddellijk van toepassing.